Dood en Zonnebloem
Terwijl ik aan de tafel in mijn voorkamer zat te schrijven hoorde ik hoefgetrappel van paarden ergens in de verte. Ik keek op van mijn schrijfwerk en speurde naar links of op de doorgaande weg paarden voorbij zouden lopen. En ja, daar liepen ze, vier zwarte paarden die een kar trokken waarop een blankhouten kist stond met daarop bossen kleurrijke bloemen met veel zonnebloemen die fel afstaken in de boeketten. Was vast een vrolijk mens, dacht ik. Een stoet volgauto’s volgden de paard en wagen. Het is niet zo verwonderlijk dat deze stoet door die straat rijdt. Er liggen hier drie begraafplaatsen op een rij. Mooie begraafplaatsen. Een tijdje geleden liep ik per ongeluk één van die begraafplaatsen op toen ik een nieuwe wandelroute aan het uitproberen was. Het pad liet mij langs de randen van de middelste begraafplaats lopen. De eerste aanblik was er een van gebarsten grafstenen van lang vervlogen tijden. Hoe verder ik liep hoe mooier het werd. Toch voelt het ook raar om op een begraafplaats te lopen waar niemand ligt die je kent. Maar ik houd van de serene stille sfeer en de verhalen die je zelf kunt bedenken bij de namen op de grafstenen.
Tijdens mijn werk bij slachtofferhulp was ik betrokken bij een gezin waarvan de zoon door een daad van agressie om het leven was gebracht. De dood had een jong mens op gruwelijke wijze plotseling uit het leven gerukt. Het verdriet van de moeder was hartverscheurend. Het maakte haar niet uit wie er allemaal om haar heen zaten als haar tranen haar gezicht als een deken bedekten. Er was alleen maar dit diepe, intense onnoembare verdriet. Een niet te begrijpen realiteit dat iemand er niet meer is, gewoon nooit meer. Er kwam een juridische procedure, de gang naar de rechtbank, de uitspraak van de rechter. Familie en vrienden waren aanwezig toen we het vonnis hoorden. Na het vonnis vielen familie en vrienden in mijn armen met verdriet, met boosheid, met ontzetting. Ik voelde me wankelen. Waar grenst je professie en waar ben je ook gewoon mens die geraakt is door zo’n gebeurtenis. Na enige tijd ging iedereen huiswaarts. Ik liep richting mijn flexplek bij de rechtbank enigszins onvast op mijn benen. Twee collega’s kwamen mij tegemoet gelopen en zagen een wit weggetrokken mens op zich afkomen. ‘Kom, zeiden ze, mee jij, even ergens koffie drinken dan kun je je verhaal doen.’ Dat was voorwaar een zonnebloemmoment. Nu mocht ik even huilen.
Nu de herfst is aangebroken en de winter zal volgen waar de dagen langer donker zullen zijn, leek het me goed aandacht te hebben voor de dood, en meer nog aan het onnoembare gevoel van gemis waarbij we ons bij tijden ontroostbaar kunnen voelen. Het donker van de winter roept vaak de pijn en het gemis weer extra wakker in ons.
Als uitzondering op de regel plaatst ik een rouwgedicht die ik ooit schreef in een periode van rouw. Het is voor jou omdat je rouwt. Huil maar gewoon, wees ontroostbaar, voel hoe oneerlijk het is dat de dood op je pad kwam. Er zal zomaar een dag komen dat je ineens iets meemaakt en beseft: Dit is een zonnebloemmoment’. Én langzaam maar zeker zul je minder wankel lopen om de brug over te durven steken naar een nieuwe werkelijkheid.
Bewegende beelden
drijven doelloos voorbij
Geluiden,
ze dringen niet binnen in mij
Mijn lijf is enkel verstilling
om wat verloren ging
en nooit, nooit meer
terugkeert naar mij.