Naakt en Toekomstdoel
In het boek ‘De zin van het bestaan’ schrijft Victor Frankl over zijn ervaringen in concentratiekampen ten tijde van de tweede wereldoorlog. Iedereen die deze onmenselijke, beestachtige ervaring heeft moeten doorstaan heeft zijn/haar eigen verhaal. Het vraagt moed om deze verhalen te vertellen. Het kan ongemak veroorzaken om ernaar te luisteren omdat de verhalen ons voorstellingsvermogen te boven gaan. Bovendien kun je op zo’n moment beseffen dat het dus iedereen kan overkomen, jou dus ook en in dat besef hebben we niet zoveel zin, ik ook niet. Victor Frankl was een gewone burger van midden dertig, psychiater, volop bezig zijn leven vorm te geven toen de oorlog de wereld in zijn greep hield en hem steeds meer vrijheden ontnam. Moet je je voorstellen; je bent midden dertig, volop bezig je carrière vorm te geven, mogelijk bezig een gezin te stichten. Je gaat regelmatig uit met vrienden. Je bezoekt festivals en theatervoorstellingen. Je overweegt om toch maar een groter huis te kopen en dan wordt ineens bepaald dat jij, omdat je blauwe ogen hebt en blond haar, alleen in voor jou geselecteerde delen van de stad mag wonen, niet direct het deel waar jij de voorkeur aan gaf. Je krijgt niet langer toegang tot theaters, de trein mag je ook niet meer in en je auto wordt in beslag genomen, want mensen met blauwe ogen mogen geen eigen bezittingen hebben. Een angstaanjagend idee, maar de werkelijkheid voor mensen als Victor Frankl omdat hij van Joodse afkomst was. Het zelfde lot trof homoseksuelen en zigeuners. Voor de meesten van hen volgde als eindbestemming een vernietigingskamp. Ik bezocht er ooit één in Polen en was geschokt bij het zien van een enorme bak vol met restanten van schoenen van de slachtoffers. Ik liep daar langs, lopend in een vrije wereld met mijn schoenen aan. Frankl realiseerde zich – eenmaal gearriveerd in een concentratiekamp – dat zijn leven hier niet veel waard was: ‘Ik zette een streep door mijn vroegere leven, thans bezaten wij werkelijk niets meer buiten ons naakte lichaam, zelfs geen haar – letterlijk niets dan het naakte lichaam.’ Als een marionet was men overgeleverd aan de grillen van de bewakers en experimenten. Veel kampbewoners waren wanhopig. De kampbewoners die in staat waren een toekomstdoel voor ogen te houden vergroten daarmee hun innerlijke kracht, want van buitenaf hoefden zij niets dan buitensporige vernedering te verwachten. Frankl haalt in zijn boek Nietzche aan: ‘Hij die een reden tot leven heeft, kan vrijwel alle levensomstandigheden verduren.’ Als ik de woorden van Frankl aan mijn ogen voorbij zie gaan voel ik me een beetje klein worden. Ik kan bij tijden nogal zitten miepen over dingen die tegenzitten in het leven of me zorgen maken over dingen die zouden kunnen gebeuren, terwijl het leven op dat moment gewoon goed is. Het lijkt me dus beter om op die momenten te gaan bedenken welke reden ik tot leven heb omdat ik dan ook meer in staat zal blijken de negatieve prut maar een beetje te laten voor wat het is. Toni Morrison, een Afro-Amerikaanse schrijfster, schreef het boek ‘The Bluest eye’ dat in 1970 werd gepubliceerd. Het verhaal gaat over een 11-jarig Afro-Amerikaans negermeisje Pecola dat opgroeide na de grote depressie die de wereld tussen 1929 en 1939 teisterde. Zij krijgt voortdurend de boodschap lelijk en lastig te zijn, zelfs haar moeder geeft haar die boodschap. Pecola had één ideaal waarmee alles goed zou komen; blauwe ogen, om daarmee aan de ellendige werkelijkheid te kunnen ontsnappen. En dan denk ik; wie in ‘s hemelsnaam heeft ooit bedacht dat je met een bepaalde kleur, achtergrond, taille of cultuur meer rechten hebt dan ieder ander? Want wat een ongelofelijke ellende heeft onze wereld dit gebracht. Volgend jaar, in 2020, vieren we 75 jaar vrijheid. In Terneuzen werd dit al herdacht en er zullen nog veel herdenkingen volgen. Ik weet niet beter dan dat ik in een vrij land leef, maar we weten dat heel veel mensen die de wereld met ons delen, niet vrij zijn, op de vlucht, bang, vervlogen toekomstperspectieven, kinderen zonder eten en educatie. Maar ik ben altijd vrij geweest. Dat is mijn geluk, dat is ons geluk. Het lijkt mij goed om herdenken gepaard te laten gaan met ‘vrij’ te worden van vooringenomenheid en vooroordelen en aannames. We willen immers een inclusieve samenleving. Laten we dus niet alleen de vrijheid vieren, maar vrijheid ook ‘leven’. En blijf vooral ook nadenken over de vraag welke reden jij tot leven hebt. En leef dat leven.