Pil en Poncho
WARTAALTJE: Pil en Poncho (Wartaal staat voor onsamenhangende tekst. In mijn wartaaltjes probeer ik ‘op het oog’ onsamenhangende zinnen of woorden bij elkaar te brengen)
‘Kan ik nu gewoon blijven zitten? Hoef ik niets te doen?’ ‘U kunt lekker blijven zitten en u hoeft helemaal niets te doen.’ zei ik, terwijl ik door de ruime woonkamer richting de voordeur liep. ‘Dus ik kan gewoon blijven zitten?’ ‘U kunt gewoon blijven zitten. Ik probeer gauw weer langs te komen.’ ‘Maar ik kan blijven zitten?’ Ik stond al bij de voordeur en liep toch maar even terug. ‘U kunt lekker blijven zitten. Ik ga nu hoor. Daaaag.’ ‘Daaag,’ hoorde ik mevrouw nog zeggen vanuit de woonkamer, zittend op de bank waarop haar spulletjes naast haar verzameld lagen. Zittend in een grote ruime woonkamer, een kamer waarin voor haar nu alleen maar stilte, alleen maar leegte zou zijn. Zachtjes deed ik de voordeur achter me dicht. We hadden gepraat over vroeger, over het werk dat ze had gedaan. Werk waarmee ze gestopt was nadat de kinderen geboren waren. ‘Hoelang hebben we ook alweer in dat huis gewoond?’ Had ze gezegd, ‘dat weet ik dus niet meer.’ Het was alsof haar ogen een verleden zagen waar ze verdwaald raakten in een willekeur aan wegen waarin haar ogen de weg niet meer terug konden vinden. Langzaam keerden haar ogen terug, ze keek op en keek mij onderzoekend aan. ‘Gek he, ik weet het niet meer.’ Waarna ze andere herinneringen ophaalde waar ze ook plots de weg in kwijt raakte. Al eerder die ochtend had mevrouw verteld over twee mannen die afgelopen nacht aan haar bed hadden gestaan. Ze vertelde het opnieuw. ‘Er stonden vannacht twee mannen aan mijn bed, daar schrok ik zo van, dat ik rechtop in mijn bed ging zitten, maar ik moest gaan liggen, zeiden ze.’ ‘En toen ging u weer liggen?’ ‘Ja toen ging ik weer liggen.’ ‘En toen, moest u toen iets anders van hen doen?’ ‘Dat weet ik niet, zei ze, want ik had mijn ogen dichtgedaan waardoor ik ze niet meer zag.’ ‘En ze zeiden ook niets meer?’ ‘Nee, ik geloof van niet.’ ‘Lukte het om daarna weer te gaan slapen?’ ‘Ja dat lukte, ik hield gewoon mijn ogen dicht. Maar is het niet raar dat ik ’s nachts twee mannen bij mijn bed zie?’ U heeft het goed aangepakt, zei ik, door gewoon uw ogen dicht te doen.’ ‘Als uw kinderen en kleinzoon er niet zijn, wat zijn dan de dingen die u nog doet?’ ‘Dan zak ik een beetje onderuit, kijk zo, dan lig ik zo met mijn hoofd tegen de bankleuning en oh ja, eerst sla ik de poncho nog over mijn schouders.’ Waarna mevrouw de kleurrijk gebreide poncho, die naast haar op de bank ligt, in een soepele beweging om zich heen drapeert, waarna ze een beetje onderuit schuift en voordoet hoe ze dan precies zit. ‘Zo zit ik dan, tot er iemand langskomt.’ Na deze demonstratie kwam mevrouw terug in haar voorgaande positie, at haar in stukjes gesneden banaan op en schoof de stukjes brood aan de kant. ‘Geen zin in brood?’ vroeg ik. ‘Nee geen zin in.’ ‘Heb jij geen pilletje voor mij zodat ik morgen niet meer wakker hoef te worden? Alles was zo goed in mijn leven, nu word ik kinds, dat wil ik toch niet?’ Als ik de deur achter mij sluit en de trap naar beneden loop, lopen de laatste woorden van mevrouw nog even met me mee.