Wartaaltje: De Lek en Hoedje
Het zou 30 graden worden, de dag dat ik een fietstocht langs de Lek wilde maken. Nadat ik een phoneholder had aangeschaft om mijn mobiel in te kunnen stallen om zodoende op een veilige manier de route te kunnen lezen, had ik intussen ook een waterdichte fietstas annex rug- schoudertas gekocht. Dat leek me een handige combinatie in Nederland waar je nooit echt weet wat het weer gaat doen. En de combi fietstas/rugzak is toch bijzonder handig als je ergens onderweg ook nog een eindje wil lopen. De verstopte schouderbanden haal je als bij toverslag tevoorschijn en je hebt de hele handel aan proviand zomaar van je fiets op je rug hangen. De route ging eerst naar Vreeswijk. Tot Vreeswijk ging de fietstocht erg voorspoedig met alle aanwijzingen op googlemaps. Daarna fietste ik wel op een pad langs het water, maar de pijl die de route moest bevestigen leek telkens af te wijken van waar ik fietste. Dat was irritant waardoor ik googlemaps het zwijgen heb opgelegd. Ik ging het water gewoon maar volgen, dat was tenslotte mijn doel, fietsten langs de Lek, en dan is het niet de bedoeling om de hele tijd geërgerd op een schermpje te kijken. Ik bleek uiteindelijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal te fietsen…… ook water. Het was warm, het werd warmer en nog warmer. Ik naderde de omgeving van Houten waar ineens een bordje herrees waarop stond aangekondigd dat ik me op het zangfietspad bevond (naar een idee van kunstenares Mapije de Wit). Hier mocht je voluit je longen uit je lijf zingen. Niemand die mij passeerde deed dit, ik ook niet, want ik had een behoorlijk windje tegen en ik kon ook even geen liedje bedenken om daar zomaar fietsend te zingen. Ik bedacht hoe mooi het zou zijn als zo’n bordje ergens midden in een stad zou staan en iedereen dan ‘spontaan’ zou gaan zingen. Dan krijg je vast de prachtigste composities, en toen bedacht ik dat het gek is dat zo’n route niet bestaat in het centrum van Utrecht, de stad waar notabene een conservatorium gevestigd is. Goed, ik trotseerde zon en wind, zag boten aan mij voorbijgaan. Soms zwaaiden ze vanaf zo’n luxueus plezierbootje waarvan je denkt, waar betalen mensen dat toch van. Ik zwaaide vrolijk terug. Na enige tijd boog het pad af van de waterkant wat mij een mooi moment leek om terug te fietsen. Nu passeerde ik de fietsers die tegen de wind in torsten. Ik zag ze zwoegen terwijl mijn voeten, in mijn best wel mooie witte gympen, het aardig warm begonnen te krijgen en ik meer dan spijt kreeg die open schoenen toch weer uit te hebben geschopt vlak voordat ik aan mijn tocht was begonnen. Na een lelijk hellinkje onder een verzengend hete zon en voeten die nu zo ongeveer in de fik leken te staan wilde ik alleen nog maar een bankje in de schaduw aan de waterkant. Mijn hoofd leek te exploderen en even was ik bang dat ik in een fatamorgana een mooi groen bankje zag, maar hij stond er echt. Ik parkeerde mijn fiets, stortte neer op de bank, knoopte mijn veters los, bevrijdde mijn voeten en gooide me vol met water. Toen alles zich leek te normaliseren in mijn lijf, pakte ik mijn boek en las net een paar regels toen een dame op hoge leeftijd aan kwam fietsen. Ze stapte af en vroeg of ze even bij mij op het bankje mocht komen zitten, ze zou me niet storen bij het lezen, als ze maar even kon zitten. Natuurlijk mocht ze gaan zitten. Lezen lukte daarna niet meer zo goed omdat ik nieuwsgierig werd naar deze dame in haar sportieve korte broek en het verschrikkelijk leuke hoedje op haar hoofd. ‘Had u er al een lange tocht op zitten?’ Nee, zei ze, ik was het gedoe thuis even zat.’ ‘oh, veel gedoe thuis?’ vroeg ik. ‘Nou, zo erg is het ook niet, maar soms moet ik er even uit. Normaal is dit mijn wandelrondje.’ ‘Het is mooi hier, zei ik, ik ben de omgeving een beetje aan het verkennen rond Utrecht.’ Ze vertelde dat ze jaren geleden lid was geworden van ‘Vrienden op de fiets’ omdat dit de mogelijkheid biedt om een langere fietstocht te maken en goedkoop te kunnen overnachten bij mensen die bij deze vereniging aangesloten zijn. Een week eerder had ik mezelf ook net lid gemaakt. Mevrouw vertelde een paar ervaringen waar ik blij van werd. ‘Maar mijn man vindt het niks om bij vreemde mensen te slapen, hij is sowieso niet zo gemakkelijk.’ ‘Niet?’ Reageerde ik. ‘Nee, ik zal het je maar vertellen, hij heeft 15 jaar geleden hersenletsel opgelopen en is daarna nooit meer de oude geworden. De eerste jaren kon ik het allemaal goed aan, maar de laatste jaren valt het me zwaar en moet ik dat huis soms uit. Weet je wat zo moeilijk is? Ik schudde nee, maar had een vermoeden. ‘Tegen anderen doet hij voorkomend en lief, maar ik doe nooit iets goed,’ waarbij ze veelbetekenend keek. ‘Dat moet zwaar zijn,’ was het enige dat ik kon bedenken om te zeggen. ‘Ja maar weet je wat zo mooi is? Je kunt er nu hulp bij krijgen. Hij wil geen hulp, nee, want volgens hem is er niets aan de hand. Hij heeft er geen besef van hoeveel er is veranderd en wat dit voor mij betekent. En toen dacht ik; dan wil ik die hulp voor mezelf, maar eerlijk gezegd kan ik het niet uitstaan dat ik moet toegeven het niet meer zonder hulp te kunnen. Ik ben er heel goed in om anderen te helpen, maar om zelf hulp te accepteren voelt alsof ik gefaald heb, maar het lukt niet meer alleen.’ We praten daarna nog over van alles en nog wat waarna ze zich plotseling realiseerde dat ze al te lang van huis weg was, overeind sprong, mij een hand gaf en bedankte voor de leuke ontmoeting. Daar ging ze, een dame van bijna tachtig jaar, die mij een soort van beduusd achterliet. Toen ze uit het zicht verdween had ik nog heel hard willen roepen: ‘Zullen we samen gaan fietsen en slapen bij ‘Vrienden van de fiets?’