Wartaaltje: Generalist en Kleur
Sinds november 2018 ben ik werkzaam als generalist bij een Buurtteam in Utrecht. In totaal zijn er achttien Buurtteams verspreid over de hele stad. Op al die locaties werken generalisten. Voor degene die niet precies weet wat een generalist is heb ik een aantal definities opgezocht. Zo vond ik een uitleg uit het puzzelwoordenboek waarin gesteld wordt dat een huisarts een generalist is.
Wikipedia zegt het volgende: Met een generalist bedoelt men iemand die niet ergens (beroepsmatig) in is gespecialiseerd maar over allerlei onderwerpen een behoorlijke basiskennis heeft. Er is echter zoveel te weten dat er strikt genomen geen generalisten bestaan. De meeste generalisten hebben vooral kennis op sociaal, cultureel, economisch en juridisch vlak, maar weten zelden veel op bèta- of technisch gebied. Op de site van etymologiebank staat: een generalist is een niet-specialist. Wiktionary zegt dat de generalist iemand is die zich bezig houdt met de hoofdlijnen en op Encyclo.nl wordt geschreven dat een generalist iemand is die weinig weet van veel. Dit in tegenstelling tot een specialist, die veel weet van weinig. Een generalist is breed en oppervlakkig opgeleid. Hij heeft in zijn opleiding vakken uit verschillende disciplines gevolgd, bijvoorbeeld bedrijfskunde, economie, recht, personeel en arbeid, marketing, psychologie enzovoorts.
Uhm…..niet beroepsmatig gespecialiseerd? Oppervlakkig opgeleid? En is het dan zo dat een specialist niet oppervlakkig is opgeleid omdat hij/zij veel weet van weinig……? En wat betreft bèta of technische kennis. Nee, daarover hoef je van mij niet veel te verwachten, maar toch zeker wel van collega’s die ook bij mij op kantoor rondlopen.
Ik weet het niet zeker hoor, maar een HBO opleiding van vier jaar en dan zouden wij oppervlakkig zijn opgeleid? Dat doet toch een beetje pijn. Veel van mijn generalisten-collega’s hebben als achtergrond de HBOstudie maatschappelijk werk of zoals het nu genoemd wordt; HBO Social Work. Toegegeven, tijdens mijn opleiding kon ik ook niet zo goed ontdekken wat nu de kracht is van dit beroep. En dat is precies waarom het nog steeds zo’n vaag imago heeft. En nee, we zijn niet beroepsmatig gespecialiseerd in bijvoorbeeld groepsdynamica. Alle vakken, zoals contextuele methodiek, seksespecifieke hulpverlening, intercultureel werken, de systeemtheorie, groepsdynamica, casemanagementmethodiek, de sociale netwerkmethode, sociologie, recht, onderzoek, transactionele analyse, omgaan met verlies etc. werden per vak acht weken aangeboden. Tijdens die weken doken we daar zo diep mogelijk in. De kracht van ons beroep is dat we al die methoden in onze rugzak hebben en we deze, achter op onze fiets, meenemen naar de klant. Tijdens het gesprek kunnen we met behulp van die rugzak goed signaleren en inschatten wat het beste aansluit bij deze autonome klant. Tegelijk kijken we hoe de omgeving van de klant van invloed is op zijn/haar reilen en zeilen en hoe we daar samen met de klant een verbetering in aan kunnen brengen. Als dat oppervlakkig is, schiet mij dan maar lek. Ik vind het prima om generalist genoemd te worden, alhoewel Wikipedia dan weer zegt dat er strikt genomen geen generalisten bestaan. Hoe dan ook, we kunnen trots zijn op een behoorlijke dosis aan basiskennis die we met ons meedragen. We kunnen onze medemens hier tamelijk goed mee ondersteunen en hen weer behoorlijk op weg helpen.
Maar nu stuitte ik toch op een lastig dingetje, namelijk het thema diversiteit . Binnen onze organisatie worden we geacht hier aandacht aan te besteden en als generalisten willen we dat natuurlijk ook. We zijn namelijk van een heleboel markten thuis, dus ook over het thema diversiteit. Tenminste, dat dacht ik…….Ik nam zitting in de werkgroep diversiteit. Dit betekent dat wij binnen ons team onze collega’s van kennis voorzien over dit thema. Eerlijk gezegd was ik er best van overtuigd hier veel over te weten. Ik dacht ook dat ik voor diversiteit was en voor-iedereen-omarmen, en dat wil ik ook echt. Maar nu las ik het boekje: Hallo witte mensen. Nee, dit is geen bestseller geworden omdat je je per nieuwe bladzijde verschrikkelijk ongemakkelijk voelt als witte mens zijnde en eigenlijk niet verder wilt lezen. Dat is altijd zo als iemand je confronteert met iets dat je liever niet wilt horen omdat alles ineens in een ander perspectief wordt gezet.
Wanneer dingen worden gezegd waarmee jouw heilige huisjes omver worden gehaald, worden we geïrriteerd en willen we weerleggen dat de boodschapper toch echt anders moet kijken naar hetgeen hij beweert. Die neiging had ik ook bij het lezen van dit boekje. Ik besefte dat ik inderdaad nooit na heb hoeven denken over mijn kleur en de invloed daarvan. En nee, mijn leven liep niet over roosjes, maar ik was me nooit bewust van het feit dat mijn kleur nooit in mijn nadeel zou werken.
De schrijfster Anousha Nzume beschrijft een aantal opmerkingen die zich constant herhalen bij mensen van kleur. Ik citeer:
- ‘ik zou willen dat ik ook zo bruin werd!’
- ‘Ben je net zo pittig in bed?’
- ’Zelfs zonder make-up zie je er exotisch uit!’
- ‘Jij kan vast goed dansen!’
- ‘Ik vind dat zo sexy, zo’n duizend-en-een-nacht-vrouw.’
- ‘Jouw soort vrouwen is altijd zo mysterieus.’
- ‘je ruikt anders dan blonde meisjes. Niet vies hoor, anders.’
Vervolg citaat: Misschien denk je nu: wat een moeilijk gedoe. Het is toch allemaal onschuldig, leuk, flirterig en dus juist complimenteus bedoeld? Je benoemt toch wat je spannend vindt aan de ander? Wat moeten we dan zeggen? Het is vast ook complimenteus bedoeld dat mannen op ‘borsten’ vallen en daar de hele avond naar staren, terwijl ze nauwelijks met je praten en je niet in je gezicht aankijken. Het is vast ook complimenteus bedoeld wanneer het mannen geen ene moer uitmaakt wie of wat er bij die borsten hoort, als er maar borsten zijn. Is dat een compliment of een reductie van jou als persoon tot tieten op pootjes? Einde citaat
‘Oh my god, dacht ik, nee dit wil ik helemaal niet lezen, niet weten. Ik wil een struisvogel zijn. Nu!’
Wat een ongemakkelijkheid en hoe in godsnaam ga ik dit thema bij ons op de agenda zetten als ik als witte vrouw nooit antwoord heb hoeven geven op de vraag, ik citeer: wat was de eerste keer dat je besefte dat je wit was en hoe vaak zie jij mensen die op jou lijken qua huidskleur positief gerepresenteerd in de media?
Ik kan antwoord geven op de vraag hoe mijn destructieve opvoeding van invloed is geweest op mijn leven. Hoe negatieve boodschappen maar niet uit mijn kop te slaan waren/zijn. Maar ik heb nooit angstvallig mijn ID kaart op zak, zoals ik een Marokkaanse jongen hoorde zeggen omdat hij er altijd uitgepikt werd. Ik heb nooit na hoeven denken over mijn achternaam. Ik heb nooit na hoeven denken of ik nu wel of niet een foto van mezelf in mijn cv plaats. Ik moet mijn struisvogelkop uit de modder halen. Er moet gepraat worden. Of nee, we moeten misschien eens gaan luisteren en daarna niets zeggen om een ongemakkelijke stilte te voelen. We moeten met z’n allen beseffen dat het een thema is waar we ons ongemakkelijk bij voelen. En zoals we dan zo vaak doen; we lopen daarbij weg, dat is veel gemakkelijker, Ja, voor ons misschien. Maar het leven draait niet alleen maar om ons.