Wartaaltje: Soesterduinen en Goedemorgen
Het was maandagmorgen. De ergste hitte was uit het land verdreven, De zon vertrok soms achter de wolken en op andere momenten voelden we zijn krachtige stralen. De wind waaide pollen door de lucht. Kortom; wandelweer. De avond daarvoor had ik al besloten nu eens niet op de fiets te stappen, maar de wandelpaden op te gaan. En zo reed ik naar de Soesterduinen waar een parkeerplaats moest zijn bij Cabrio openluchttheater. Vanaf die parkeerplaats kon ik via oranje paaltjes een pad van 10 km gaan lopen. En warempel, terwijl ik de parkeerplaats op reed spotte ik in mijn rechteroog een oranjepaaltje naast een bospad. Op de parkeerplaats stond welgeteld nog één andere auto. Leve de maandag! Dat is zo’n dag dat je de natuur nog een beetje voor jezelf hebt. Bij de start stond een bord met een grote oranje stip erop. Ik kreeg de mogelijkheid om 10, 8 of 6 km te lopen. Er waren dus verkorte routes, maar ik ging die tien km vollopen omdat ik wilde voelen dat mijn lijf zich ingespannen had. Ik weet het, deze prestatie valt in het niet bij de lange afstand wandelaars, maar ik moet mijn wandelconditie weer een beetje opbouwen. En daar ging ik, de paaltjes volgend. Na ongeveer een half uur stond er een prachtige picknicktafel met bankje naar mij te flirten. De verleiding om te gaan zitten was groot, maar ik liep nog maar net en moest op z’n minst nog een half uur lopen voor ik van mezelf mocht gaan zitten. En terwijl ik doorliep, kwam in tegengestelde richting een man op mij afgelopen. We passeerden elkaar met een vrolijk ‘goedemorgen!’ ‘Aan de wandel? Vroeg hij. Wat een rare vraag was, want het was duidelijk dat ik niet aan het zwemmen of vliegen was. ‘Ja, aan de wandel.’ ‘Niet even op het bankje zitten?’ ‘nee ik loop nog maar net.’ ‘Ik loop hier al 30 jaar.’ En toen showde hij mij een verfrommelde plastic tas en een prikstok. ‘Troep gezien onderweg? Nee, dat heb je niet gezien, want dat ruim ik op. Dat doe ik al jaren.’ Ik kreeg geen gelegenheid mijn bewondering uit te spreken of te vragen of hij hier dan ook overnachtte. ‘Ja, nu wil je zeker mijn naam weten, maar die geef ik niet.’ Ik dacht: ‘wilde ik zijn naam weten?’ ‘Het is goed voor je, vervolgde hij, om lekker in beweging te zijn.’ En toen dacht ik: met deze man kan ik het hebben over de uitzending op TV van Last days, dat die avond daarvoor een beeld had gegeven over ouder worden in Cuba. Die ouderen daar zijn niet te stuiten. Ik vertelde hem erover. Hoe ouderen in Cuba worden gestimuleerd om veel te blijven bewegen, dansen en hun brein actief houden met het leren van nieuwe dingen. En hoe een vrouwelijke hoogleraar van 95 jaar nog steeds les gaf. ‘Ja, is allemaal mooi dat dit in Cuba gebeurd, maar hier heb je mogelijk maar 3 hoogleraren die dat zouden kunnen en willen. En ik dacht: ‘nou ja dat is in elk geval een begin.’ ‘Het probleem is, zei hij, mensen moeten meer gestimuleerd worden om initiatief te blijven nemen, maar ze blijven binnen zitten en verpieteren. ‘Hoe zou dat komen denk je?’ ‘Omdat er niemand is die hen stimuleert. Ik heb die stimulans niet nodig, ik neem wel initiatief en ik ben wel 80 hè! Deze week bezocht ik het graf van mijn zus. Wat een beestenbende was het daar. Dan kun je denken, laat maar en je schouders erover ophalen, maar je kunt ook iets doen.’ En toen dacht ik dat hij zou gaan zeggen dat hij de boel eens even lekker had opgeschoond, maar nee, hij had de beheerder van de begraafplaats gebeld en duidelijk gemaakt dat er orde op zaken gesteld moest worden bij het graf van zijn zus en wanneer dit niet gebeurde hij de media zou benaderen. ‘Dat soort dingen doe ik dan, zei hij, zo maak ik ook een praatje met iedereen die ik hier tegenkom. Ik kom nu jou tegen, straks misschien een oude man die van ellende bijna in elkaar valt, maar ik maak geen onderscheid, ik maak met iedereen een praatje. Dat vinden mensen fijn, ik ook. Er is veel te weinig aandacht voor elkaar.’ En dat beaamde ik. ‘Nou meissie, gebruik je spieren goed en nog een mooie wandeling.’ En ja, het werd een mooie wandeling waarbij ik de oranje paaltjes hier en daar toch uit het oog verloor, maar nergens was plastic troep te bekennen.